Hoe

Om een goede studiekeuze te maken moeten de leerlingen zes keuzetaken zo goed mogelijk volbrengen. Ze doorlopen deze keuzetaken tijdens hun onderwijsloopbaan vele malen en zelden in volgorde. Springen van de ene naar de andere taak is normaal en helemaal oké. Maar in het begeleiden doorheen de onderwijsloopbaan is het echter noodzakelijk om de cyclus overzichtelijk en kwaliteitsvol uit te voeren.

Tijdens het oriënteren groeit het besef dat leerlingen een studiekeuze moeten maken. Stilstaan bij persoonlijke gevoelens, opvattingen en waardeoordelen over studierichtingen, beroepen en loopbanen maken daar deel van uit. De zelfconceptverheldering onderzoekt wie ze zijn: waar droom ik van? Wat doe ik graag? Wat kan ik goed? Wat motiveert mij? Waar leef ik voor? Na deze verheldering verruimen we de horizon en exploreren we in de breedte. De leerlingen maken kennis met het onderwijsaanbod en/of de arbeidsmarkt, los van gender of socio-emotionele factoren. Na het bestuderen van de studierichtingen gaan we exploreren in de diepte. De leerlingen zoeken zelf relevante informatie over studierichtingen en/of de arbeidsmarkt binnen hun interessegebied op. Ze leren hierbij zowel stimulerende als remmende factoren te benoemen.

De studiekeuzenabijheid gaat over het maken van de keuze. Aangereikte keuzestijlen en het besef wie of wat hun keuze kan beïnvloeden helpen hierbij. De binding is de spreekwoordelijke kers op de taart. De leerlingen identificeren zich met hun gemaakte studiekeuze en school en/of beroepskeuze. Het schoolteam staat in voor een goede overdracht naar het volgend leerjaar of de vervolguitdaging na SJI.